Belangrijke cijfers
Kerncijfers dove kinderen
Jaarlijks worden in Nederland zo'n 230 dove en slechthorende kinderen geboren (meer dan 40 dB gehoorverlies aan het beste oor, Zoutenbier et al 2016).
Meer dan 95% van alle dove kinderen hebben horende ouders (Mitchel en Karchmer 2004).
Minder dan 10% van deze ouders communiceren met hun kind in NGT (Knoors en Marschark 2012).
Ongeveer 80% van alle dove kinderen in Nederland ontvangt een cochleair implantaat (CI) (de Raeve en van Hardeveld 2020), in de meeste gevallen rond de eerste verjaardag van het kind. Tijdens hun eerste levensjaar zijn deze kinderen dus volledig doof.
Ook na implantatie blijft de gesproken taalvaardigheid van dove kinderen vaak ver achter bij die van horende kinderen (Hall et al 2019).
De effectiviteit van een CI is vooral beperkt bij veel achtergrondgeluid (zoals op een kinderdagverblijf) en in groepsgesprekken met snelle beurtwisselingen (zoals op school en vaak ook thuis).
Dit betekent dat het overgrote deel van de dove kinderen in Nederland zeer beperkt toegankelijk taalaanbod krijgt.
De eerste vijf levensjaren zijn cruciaal voor de taalontwikkeling van een kind. Een vertraagde taalontwikkeling in deze 'kritieke periode' wordt later niet meer ingehaald en leidt tot verminderde taalvaardigheid gedurende het hele leven (Mayberry et al 2002).
Een vertraagde taalontwikkeling leidt vaak ook tot grote cognitieve en sociaal-emotionele achterstanden (Murray et al 2019).